h

Discriminerend en geldverslindend Haags woonwagenbeleid

5 februari 2006

Discriminerend en geldverslindend Haags woonwagenbeleid

Haagse Stadspartij en SP stellen samen vragen over Haags woonwagenbeleid naar aanleiding van dreigende opheffing woonwagencentrum Escamplaan, het op straat zetten van (gehandicapte en bejaarde) woonwagenbewoners en het exclusieve en rigide handhavingsbeleid. De afspraak dat het centrum Escamplaan opgeknapt zou worden, de helft van de bewoners naar een nieuw aan te leggen centrum zouden verhuizen, wordt na jaren eenzijdig door wethouder Norder (PvdA) verbroken. Standplaatsen op andere Haagse centra worden ontruimd, waar in het verleden huurschulden waren (deze zijn inmiddels voor het meerendeel betaald). Bewoners van de Escamplaan zullen in de nabije toekomst waarschijnlijk gedwongen worden op deze standplaatsen te gaan wonen of in een huurhuis.

Onderstaande vragen zijn gesteld:

1. In het artikel ‘Grootste kamp van Den Haag moet weg’ in de Telegraaf van 18 januari 2006 wordt wethouder Norder inzake woonwagenbewoners als volgt geciteerd: “Maar het zijn gewone Hagenaars, met dezelfde rechten en plichten als de andere inwoners van onze stad. Er wonen heel veel verschillende culturen. Geen enkele groep wordt met fluwelen handschoenen aangepakt”. Klopt dit citaat, en sprak de wethouder namens het college?

2. Kan het college bevestigen dat er voor woonwagenbewoners, in tegenstelling tot welke andere culturele groepering dan ook, een exclusief handhavingbeleid van kracht is?

3. Kan het college bevestigen dat het huurincassobeleid ten aanzien van woonwagenbewoners, waarbij het college op geen enkel voorstel tot schikking ingaat, er in tegenstelling tot het beleid ter voorkoming van huisuitzettingen geen sprake is van een tweede kans en betrokkenen zonder pardon op straat worden gegooid, neerkomt op zero-tolerance wat voor huurders in Den Haag uniek is? Zo nee, kan het college aangeven wanneer er het afgelopen jaar in overleg met betrokken woonwagenbewoners tot een oplossing is gekomen over de betaling van huurachterstand?

4. Is het college met ons van mening dat het exclusieve en rigide handhavingsbeleid ten aanzien van woonwagenbewoners in feite discriminerend is?

5. In het genoemde artikel vergelijkt wethouder Norder het aantal standplaatsen in Den Haag met andere steden om te stellen dat Den Haag te veel standplaatsen heeft. Bij de afschaffing van de woonwagenwet op 1 maart 1999 bleek echter dat de gemeente Den Haag volgens de taakstelling van de woonwagenwet een tekort had van 153 standplaatsen. Kan het college aangeven hoeveel standplaatsen er sinds 1999 zijn opgeheven en hoeveel nieuwe standplaatsen er sinds 1999 zijn aangelegd?

6. Kan het college bevestigen dat het vrijkomen van standplaatsen (inmiddels 22) ten gevolge van het genadeloze incassobeleid past in het beleid van het college zoals wethouder Norder uitdraagt om het totaal aantal standplaatsen te verminderen?

7. Is het college met ons van mening dat het verhalen van de kosten voor de gedwongen verhuizing onder bestuursdwang van de laatste woonwagens aan de Leyweg eveneens past in het door wethouder Norder aangegeven uitsterfbeleid?

8. Kan het college bevestigen dat wethouder Norder aan woonwagenbewoners de volgende keuze heeft voorgelegd: de gemeente gaat door tot het uiterste met het proberen te verhalen van de kosten van bestuursdwang om zo ontbinding van het huurcontract te kunnen afdwingen, tenzij vrijwillig afstand wordt gedaan van de huurovereenkomst; in dat geval worden zij ontslagen van hun schuldplicht. Is het college met ons van mening dat dit chantage is en derhalve onacceptabel?

9. Kan het college bevestigen dat voor het verplaatsen van de laatste wagens aan de Leyweg er is uitgegaan van offertes variërend van ongeveer € 33.000 tot € 177.000,- per wagen en de gemeente voor het verhalen van de kosten uitgaat van bedragen variërend van € 60.417- tot € 241.668,- (bedrag afhankelijk van de grootte van de woonwagen en exclusief de kosten voor herstel van de schade als gevolg van de verplaatsing, zie bijlage 1)?

10. Kan het college bevestigen dat, uitgaande van een reguliere verplaatsing van een vergelijkbare wagen uitgevoerd door hetzelfde bedrijf (de firma Klomp, zie bijlage 2), de hiervoor genoemde offertes 100 tot 1000 % duurder zijn dan normaal, en de kosten die de gemeente op de bewoners probeert te verhalen maar liefst 400 tot 1400 % duurder blijken te zijn dan bij een normale gang van zaken? Kan het college dit extreme verschil verklaren?

11. Kan het college aangeven wie bij de gemeente verantwoordelijk was voor de opdracht aan de firma Klomp voor de verhuizing onder bestuursdwang? En kan het college bevestigen dat er voor deze opdracht geen offertes bij andere bedrijven zijn aangevraagd, en er gelet de aard en omvang van de opdracht in strijd is gehandeld met de Europese aanbestedingsregels?

12. Kan het college bevestigen dat van de door de firma Klomp opgevoerde kosten van de genoemde gedwongen verhuizing ruim 30 % door DSO zijn betwist dan wel onvoldoende onderbouwd zijn bevonden (zie bijlage 3)?

13. Vindt het college het nu werkelijk te rechtvaardigen dat de gemeente kosten op Haagse burgers probeert te verhalen die op dubieuze wijze tot stand zijn gekomen, die in geen verhouding staan tot de gebruikelijke kosten voor een verhuizing, die nota bene door de gemeente zelf zijn betwist, maar die in ruil voor vrijwillige opzegging van de huurovereenkomst worden kwijtgescholden?

Joris Wijsmuller Ingrid Gyömörei
Haagse Stadspartij SP

U bent hier